Een artikel over de juiste instructie en feedback bij radende – en/ of spellende lezers
Ben je leerkracht of IB-er van groep 3, 4 of 5?
Wil je je technisch lezen-kennis verder ontwikkelen?
Wil je profiteren van onze kennis op basis van behandelingen met resultaten tot 200% op tekstniveau?
Of houd je gewoon van praktische en goed onderbouwde informatie waarmee je meteen aan de slag kunt?
Lees dan dit artikel!
In de praktijk komen we het vaak tegen dat leerlingen níet de instructie krijgen die zij op dát moment nodig hebben. We merken dat de adviezen die in de handleiding van methodes voor technisch lezen staan, niet specifiek genoeg zijn. Vandaar dit artikel.
Voor-koor-door een toverspreuk?
Regelmatig hoor ik in het werkveld de uitspraak: “wij doen aan ‘voor-koor-door-lezen’.” Waarmee men pretendeert dat dit een toverspreuk is waarmee je alle kinderen tot lezen kunt krijgen. Het gros van je leerlingen profiteert van een voor-koor-door methodiek. Echter zijn er lezertjes die hier geen baat bij hebben en alleen maar aan het meedreunen zijn, waarbij het lijkt alsof ze lezen, maar ze daardoor juist hun radende strategie meer en meer ontwikkelen.
De methodiek begeleid hardop lezen blijkt een effectieve aanpak voor leerlingen die met technisch lezen achterop zijn geraakt. Analyses laten zien dat de methodiek wél effectief is met het oog op de leessnelheid, maar niet met het oog op de leesnauwkeurigheid (Blok, Boendermaker & Oostdam 2013).
Afstemming
Bij ons in de behandeling passen we onze instructie volledig aan op de leerling. Waarbij we onderzoekend te werk gaan om erachter te komen welke instructie specifiek werkt bij de desbetreffende leerling. Dit specialistische werk is bijna niet haalbaar op school, maar we kunnen in ieder geval onderscheid leren maken tussen twee soorten lezers: de raders en de spellers!
Deze woorden nader bekeken….
Spellend lezen
De lezer blijft de elementaire leeshandeling toepassen en automatiseert deze niet. Hij leest dus spellend: /b/ /oo/ /m/ /boom/. Bij het hardop lezen is dit hoorbaar. De lezer werkt aan tempo en aan de andere leesstrategieën, waaronder directe woordherkenning.
Radend lezen
De lezer leest niet nauwkeurig en gokt wat er staat. Meestal is dit een gevolg van het niet beheersen van de elementaire leeshandeling. De radende lezer is meestal een spellende lezer geweest en maakt nu te veel gebruik van de context. De radende lezer heeft over het algemeen een té vlot tempo en maakt daardoor té veel fouten.
Gedegen analyse
Ga eerst na of de leerling alle letters beheerst. Bijvoorbeeld met de test ‘letters benoemen’ uit de DTLAS (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018). Hiermee kun je onderzoeken of de leerling de letters beheerst op nauwkeurigheid en op snelheid, waarbij je halverwege groep 3 mag verwachten dat de aangeleerde letters geautomatiseerd zijn en de leerling niet langer dan een seconde per letter nodig heeft.
Om een tekst op AVI M4 niveau op een goed tempo te kunnen lezen, is het nodig dat de leerling de letters binnen 20 seconden kan benoemen. Dat betekent: 90 letters in 1 minuut. Er zijn leuke, speelse manieren waarop je dit kunt trainen. Dit kun je lezen in een van mijn volgende blogs: Zo doe je dat deel 1!
Na de test ‘letters benoemen’ onderzoek je of je te maken hebt met een radende of spellende lezer. Bijvoorbeeld met een Visuele Synthese afname. Drie kaarten met zogenaamde structuur- of wisselrijen van 6 woorden:
De ruwe score is het aantal woorden dat zonder spellen direct goed gelezen wordt (DG). Op basis van de dg-score wordt bepaald of de leerling de toets gehaald heeft. Wordt de toets niet gehaald dan geeft de verhouding tussen het aantal spellend gelezen woorden en het aantal direct fout gelezen woorden een indicatie voor de leesstrategie van de leerlingen op het betreffende niveau.
– Relatief veel spellend gelezen woorden in combinatie met weinig direct fout gelezen woorden zijn een aanwijzing voor een overmatig spellende strategie.
– Relatief veel direct fout gelezen in combinatie met weinig spellend gelezen woorden wijzen op een radende strategie (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018).
Als een leerling spelt, dan leidt dat tot een laag leestempo, maar ook zonder spellend lezen is een laag leestempo mogelijk. Aan de andere kant leidt raden tot een geringe nauwkeurigheid. Raden komt vaak door een te snel leestempo, maar raden is ook mogelijk bij een laag leestempo (Struiksma, Van der Leij en Vieijra, 2018).
Leerlingen met bepaalde kenmerken kunnen een voorkeur ontwikkelen; zo is er een verband tussen impulsiviteit en de neiging tot raden (Van der Schoot, Horsley en Sergeant, 2000).
Zowel bij overmatig spellen als bij te veel raden kunnen oefeningen in de vorm van structuur- of wisselrijen helpen.
Op basis van andere toetsen kun je ook onderzoeken of de leerling een radende of spellende lezer is, bijvoorbeeld met AVI en DMT (CITO).
Raders
Heb je te maken met een radende lezer, dan is bewustwording van ‘de gebruikmaking van de radende strategie’ van belang.
Als je opmerkt dat de leerling raadt, ga dan een gesprek met de leerling aan. Probeer erachter te komen waarom de leerling raadt. Het mooist is als je probeert hier een vergadering van te maken waarbij je beiden op zoek gaat naar de reden van het raden. Vaak zijn dit de mooiste gesprekken. De antwoorden hierop kunnen divers zijn:
– Ik moet snel lezen, want dat is goed
– Ik moet van de leerkracht/ van mama snel lezen
– Ik wil snel lezen, want ik doe graag alles snel.
Mocht de leerling zelf niet met een antwoord komen, dan kun je door middel van een meerkeuzevraag waarbij je alle redenen plus een paar lachwekkende redenen (ik heb gekleurde hagelslag gegeten) op papier schrijven en doorstrepen wat absoluut niet waar is. Hierdoor krijg je een beeld waarom de leerling raadt.
Als de reden bekend is, dan kun je als professional uitleggen dat raden geen leesstrategie is. Je kunt een raadspelletje doen om te laten zien wat er gebeurt, namelijk…. dat je er vaak naast zit bij raden en dus fouten gaat lezen. Voorbeeldspelletje: hoeveel potloden houd ik achter mijn rug vast?
Vervolgens vertel je wat wel een betere strategie is: de spellende of zoemende strategie. Leg dit uit in de bewoording die jullie op school gebruiken: spellen, hakken/plakken, zoemen, zingend lezen.
Je kunt zelfs een testje met de leerling doen waarbij je 10 zinnen laat zien. Dit kan gewoon in een leesboek, waarbij je met twee memoblaadjes tien zinnen afplakt (10 zinnen is een indicatie, maar op een lager niveau zoals AVI M3-niveau zouden wij eerder kiezen voor 10 woorden of 3 tot 5 zinnen. Hierdoor wordt het overzichtelijk en behapbaar voor de leerling.
Kies het niveau voor de leerling. Het instructieniveau. De zone van de naaste ontwikkeling. Je laat de leerling eerst zo snel mogelijk de 10 zinnen lezen, waarbij de leerling waarschijnlijk zal gaan raden.
Daarna leg je 10 nieuwe zinnen voor en dan is je instructie:
1 Ik lees rustig en goed
2 Ik mag hakken en plakken (of zoemen, spellen, …).
Daarna bekijk je samen of er verschil is in het aantal fouten bij de radende aanpak en bij de spellende aanpak. Het tweede stuk is naar alle waarschijnlijkheid met minder fouten gelezen en dat is dan ook aanleiding om door te gaan met de instructie: rustig lezen en je mag hakken en plakken. Soms is het zo’n eye-opener voor de leerling, dat de leerling daardoor opeens met enorme sprongen vooruit kan gaan!
Let op: Er wordt géén herhalende techniek gehanteerd bij radende lezers. Je geeft bekrachtigende feedback als de juiste strategie wordt ingezet
Bijvoorbeeld als de instructie is: ‘Bij lastige woorden hak en plak ik het woord’.
Feedback: ‘Mooi gehakt en geplakt’.
Variatie in instructie bij een radende lezer is:
– Ik let extra op bij de kleine woorden zoals de, het en een
– Ik lees rustig en goed,
– Ik mag hakken/ plakken/ zingend lezen
– Lastige woorden mag ik hakken/ plakken
– Ik stop bij een leesteken
– Ik luister goed naar mezelf,
– Ik verbeter mezelf.
– Ik lees precies wat er staat
Twee tot drie instructies zijn voldoende, afhankelijk van wat de leerling aan kan. Wisselen van instructie doe je pas als de leerling de instructie beheerst en >80% succes haalt. Het is belangrijk dat je inzichtelijk maakt hoeveel zinnen er goed gelezen worden met deze spellende strategie. Is het aantal goede zinnen steeds meer dan 80%, dan slaat de instructie aan. Na dit een tijdje geoefend te hebben, kun je met de leerling overgaan naar een instructie voor spellende lezers. Vaak duurt dit een aantal weken en kinderen die raden kunnen weer terugvallen in het gebruik van deze strategie. Wees dus alert bij de overgang naar de herhalende aanpak die volgt op de aanpak die gericht is op nauwkeurigheid.
Spellers
Bij spellende lezers is bewustwording van deze strategie ook belangrijk. Vertel dat dit een hele goede strategie is. ‘Je kunt al heel goed spellen! Wil je nu leren de woorden in 1 keer te lezen? Er zijn een aantal manieren om dit te oefenen’:
– De leerkracht leest voor, we lezen samen en daarna lees je de zinnen (of woorden) in één keer goed (voor-koor-door)
– De leerkracht leest voor en jij leest daarna de zinnen (of woorden) in één keer goed
– We lezen samen en jij leest daarna de zinnen (of woorden) in één keer goed
– Je oefent en daarna lees je de zinnen (of woorden) in één keer goed
De voorkeur gaat uit naar de laatste, maar kijk waar de leerling de meeste steun aan heeft. Bij een kind met faalangst is het voorlezen en samen lezen prettig om mee te starten, maar uiteindelijk is het beter als de leerling zelf oefent.
Gerichte feedback in het algemeen:
Het is belangrijk dat feedback positief en specifiek is (Klaassen & Stientra-Sondij, 1999).
Tijdens de leertijd is het geven van gerichte feedback van grote waarde. Goede feedback moet specifiek en doelgericht zijn (Pameijer, Beukering & De Lange, 2009).
Wanneer het doel uiteindelijk behaald wordt is het allerbelangrijkste en uitermate motiverend voor de leerlingen: Vier het succes!!!
Extra leestijd moet in het teken staan van ‘plezier in lezen’. De leesactiviteiten in deze extra leestijd moeten dan ook aangenaam, motiverend, en niet te moeilijk zijn. Het is namelijk belangrijk dat de risicolezers in deze extra leestijd succeservaringen opdoen (Lucas & Zuurwelle, 2009).
Wacht Hint Prijs methode
Onze voorkeur bij het geven van Feedback gaat uit naar de wacht-hint-prijs-methode. Deze methode is een prettige en stimulerende manier om leerlingen bij het hardop lezen te helpen. Het is een manier van werken die bijdraagt aan een vriendelijke sfeer en die leerlingen helpt om zelfvertrouwen te ontwikkelen. De methode is gebaseerd op belangrijke gedragstherapeutische en pedagogische principes: het foute zo min mogelijk aandacht geven en het goede benadrukken (Blok, H.; Boendermaker, C.; Oostdam, R., 2011).
Gerichte feedback bij spellers:
Het doel bij spellende lezers is: ‘Ik lees de woorden in één keer goed’
Geef bekrachtigende feedback als de leerling na het oefenen van een stuk tekst, de zinnen in één keer goed leest. Bijvoorbeeld: ‘Mooi in één keer gelezen’. Zeg niks als de leerling toch spelt. De bedoeling is dat de leerling uiteindelijk meer dan 80% in één keer goed leest. Als de leerling minder dan de helft van het aantal zinnen in een keer goed haalt, dan kun je de leerling nog een keer laten oefenen. Bijvoorbeeld: ‘je oefent’ (zelf of samen met de leerkracht), daarna oefen je nog een keer en daarna lees je de zinnen in 1 keer goed.
Je kunt er ook voor kiezen om een lager niveau uit te proberen als het moeizaam gaat. Uiteindelijk gaat het over succeservaring en dat krijgen de kinderen door goed af te stemmen qua instructieniveau, de juiste instructie en de juiste feedback.
Visualiseren en motivatie
Na het oefenen kun je met de leerling afspreken: hoeveel van de 10 zinnen denk je in 1 keer goed te halen? Als leerkracht maak je ook een inschatting. Dit heeft opnieuw weer met bewustwording te maken. Door dit vaker te doen zal de leerling leert zichzelf steeds beter in te schatten. Het is een gerichte training, waarbij je het aantal goed gelezen zinnen inzichtelijk maakt. De leerling krijgt na iedere zin mondelinge en visuele bekrachtiging bij de zinnen die in één keer goed zijn gelezen. Na de 10 zinnen bekijk je samen het ingevulde overzicht, zodat de leerling kan zien hoeveel zinnen hij/ zij in 1 keer goed heeft gelezen. Je viert het succes. Mocht de leerling het een keer niet halen, dan is dat natuurlijk niet erg. Dat hoort er ook bij.
Motivatie komt voort uit het behaalde succes (Lucas & Zuurwelle, 2009). Vaak zien we kinderen die alles goed willen halen, maar dat is niet reëel. Het streven naar 7 of 8 van de 10 zinnen goed lezen is reëel (mits het instructieniveau goed afgestemd is op de leerling) en geeft meestal de juiste motivatie boost die je wilt behalen.
Soms hebben we ook leerlingen die zichzelf steeds te laag inschatten. Deze leerlingen kun je helpen om een reële inschatting te leren maken. Het is belangrijk voor hen om te weten dat het niet erg is als je een keer niet haalt wat je dacht te gaan halen. Ook dat hoort bij oefenen en dan is het de kunst om tóch te blijven volhouden, dat verdient dan weer een pluim!
Gerichte feedback bij radende lezers:
Het doel bij radende lezers is: ik lees de zinnen goed.
Bij een radende lezer kun je dit bovenstaande (visualiseren en motiveren) ook toepassen, maar dan oefen je de zinnen dus niet. Je spreekt af: ‘Als je rustig leest en je mag hakken, plakken, hoeveel zinnen denk je dan goed te kunnen lezen’? Hierop geef je dan gerichte feedback na iedere zin. Bijvoorbeeld: ‘Mooi gehakt.
Of je gebruikt één van de andere instructies die bij het stukje radende lezers staan omschreven, waarbij je gerichte feedback geeft op de gegeven instructie.
Bronnen:
Blok, H., R. Oostdam, & Boendermaker, C. (2011). Effectieve leeshulp aan raders en spellers. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52 (1), 10-17.
Klaassen, H. & Stienstra-Sondij, A. (1999). Samen beter lezen. Een oefenmethode voor op school en thuis. Amersfoort: CPS Onderwijsontwikkeling en advies.
Lucas, H., en Zuurwelle B. (2009). Meer leestijd voor leeszwakke leerlingen.
Pameijer, N.K., Beukering, J.T.E. van & Lange, S. de (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam. Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag. Leuven: Acco.
Struiksma, A.J.C., Leij, A. van der & Vieijra, J.P.M. (2018). Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. Amsterdam: VU Uitgeverij.
Van der Schoot, M., Licht, R., Horsley, T. M., & Sergeant, J. A. (2000). Inhibitory Deficits in reading disability depend on subtype: guessers but not spellers. Child Neuropsychology, 6(4), 297-312.